Van SF-boeken krijg je nooit genoeg
Vorige maand schreef ik over mijn liefde voor boeken en hoe ik van jongs af aan een trouwe bibliotheekbezoeker was. Tegenwoordig verzamel ik boeken voor mijn eigen bibliotheek. Die zal er ooit van komen, met een heerlijke stoel en een verrijdbare trap langs de boekenkasten. Maar voorlopig betekent het vooral dat mijn boekenkast overvol is met stapels bovenop de rijen boeken. Ik vind het niet erg, en er zijn nog genoeg gaten waar ik een boek in kan proppen.
Een hele plank in mijn groeiende bibliotheek is gewijd aan de boeken van Stephen Lawhead. Toen ik begin twintig was duwde een vriend me een van zijn boeken in handen. Het was 800 pagina’s dik, maar ik heb het in één dag uitgelezen. Een maandag. Dat betekende dat ik voor het ontbijt begon met lezen, las tijdens het eten, net als de lunch en het avondeten (volgens mij had ik een pizza uit de oven, zodat ik verder kon lezen), en dat ik pas rond een uur of twee ’s nachts stopte met lezen. Toen had ik het uit. En ik was fan. Daarna begon ik de andere boeken van deze auteur te verzamelen. Ik vond zijn SF-boeken wat minder, maar genoot van zijn Arthur-verhalen. In het eerste boek van die serie, Taliesin, legt hij een link tussen Arthur en de Atlantismythe, en in latere delen brengt hij Keltische legendes en Christelijke historie bij elkaar in een enerverende mengeling van historisch verantwoorde oorlogsscènes en bovennatuurlijke ingrepen. Zijn schrijfstijl is beeldend, en als hij maaltijden beschrijft loopt het water je in de mond. Dat betekent ook dat je gruwelt van de actiescènes. Aan mijn broers beschreef ik die wel eens als: ‘Bloed, zweet en ingewanden.’ Een soort onofficieel vervolg ervan is de serie ‘The Celtic crusades’, waarvan ik vooral de eerste twee boeken mooi vond. De ‘Song of Albion’-serie was meer traditionele fantasy, waarbij hedendaagse karakters in een Keltische wereld terechtkomen. Zijn eerste serie, de ‘Dragon King’-trilogie, was een van de redenen voor mij om mijn eigen tweeluik ‘De Krakenvorst’ te schrijven – Lawhead introduceerde hier een paar oude rassen met bijzondere gaven, maar viel in het slot terug op een standaardplot met een tovenaar, wat ik enigszins teleurstellend vond.
Het beste boek van Lawhead is voor mij echter nog steeds dat eerste dat ik van hem las: ‘Byzantium’. Het speelt zich af in de tiende eeuw. De Ierse monnik Aidan wordt uitverkoren om met enkele van zijn collega’s het prachtig geïllustreerde ‘Book of Kells’ te brengen naar de keizer van het Oost-Romeinse Rijk. Hij aanvaardt de opdracht, ook al heeft hij in een visioen gezien dat hij in Byzantium zal sterven. Als zijn schip onderweg door Vikingen wordt gekaapt en hij in het verre Noorden als slaaf komt te werken, gelooft hij dat hij zijn lot heeft kunnen ontlopen. Tot de Vikingen op strooptocht willen gaan en Aidan met zich meenemen, naar Byzantium … Andere culturen, levensecht beschreven, intriges en verraad, oorlog en slavernij, en gebeden en bovennatuurlijke visioenen. Dit lijkt een historische roman maar leest als een fantasy. En is nogal meeslepend – merkte ik zelf toen ik het voor het eerst las. Ik heb Byzantium later herlezen en het had op mij nog steeds hetzelfde effect.
Keltische thema’s komen ook voorbij in een van de leukste SF-series die ik de laatste jaren heb gelezen en wel de ‘January Dancer’-serie van Michael Flynn. Ik vond zijn boek ‘Eifelheim’ ook verrassend. Hierin stort een buitenaards ruimteschip neer in de middeleeuwen en moet een monnik zoeken naar manieren om met andere levensvormen om te gaan. ‘The January Dancer’ is een echte space opera, vol andere werelden, gedeeltes van de ruimte waarin mensen sneller dan het licht kunnen reizen, een koude oorlog met een beschaving aan de andere kant van de spiraalarm en een op de vlucht geslagen bevolking van de oude aarde, die op andere werelden in ghetto’s leeft. Een bard is op zoek naar inspiratie voor een episch lied, en probeert daarom aan de met littekens getooide man Donovan het verhaal te ontlokken van het mysterieuze object dat kapitein January op een afgelegen planeet had gevonden. Ze weet echter niet dat ze zelf in dat mysterie betrokken zal raken en uiteindelijk zal doordringen tot het hart van de vijandige beschaving, waar de schaduwen heersen. Fantastische details in de beschrijving van de toekomst (de vluchtelingen van de Aarde verlangen terug naar koriander, wat de exodus niet heeft overleefd), een originele episodische opbouw, en sympathieke karakters (Donovan draagt alternatieve persoonlijkheden met zich mee, een straf die hem is opgelegd door de schaduwen). Ik heb ervan gesmuld. Alleen het derde deel van de vier vond ik een beetje tegenvallen. Maar deel vier maakte veel goed. Ik ga de serie zeker binnenkort herlezen.
Uit deze blog wordt waarschijnlijk al snel duidelijk dat ik een groot SF-liefhebber ben. Een van de eerste SF-schrijvers die ik ontdekte, en een van wie ik nog steeds groot fan ben, is Isaac Asimov. ‘Een robot droomt’ is een verzameling van zijn beste verhalen. Mooi detail: ze zijn geïllustreerd door Ralph McQuarry, op wiens ontwerpen de wereld van Star Wars is gebaseerd. In zijn robottekeningen zijn dan ook wel reflecties van C3-PO terug te zien. Asimov schrijft in een heldere stijl, niet onnodig opgesierd, geen afleidende taalspelletjes. Het gaat hem om het verhaal zelf, het plot en de ontknoping. Hij was bovendien natuurwetenschapper (chemicus) en geïnteresseerd in grote vraagstukken over het ontstaan en het einde van het heelal. Dat maakt zijn verhalen tot het beste wat het genre te bieden heeft. Bijna allemaal zijn ze verrassend, met een slot dat je naar adem doet happen, van zijn robotverhalen (met de bekende drie wetten van de robotica), tot zijn verhalen ‘De laatste vraag’ en ‘Het laatste antwoord’ die het leven na de dood en het voortbestaan van het heelal onder de loep leggen. Vaak zit er ook een opvallend menselijk element in. Niet dat in zijn verhalen de karaktertekening centraal staat. Het zijn duidelijk ideeënverhalen, die je achterlaten met een gevoel van verwondering. Dat is wat SF-verhalen mijns inziens moeten doen! Toen een vriend van me zei dat mijn korte verhalen in ‘Conquistador’ (verschijnt mei dit jaar) zo goed waren als die van Asimov, vond ik dat hij overdreef, maar het was wel het beste compliment dat ik me kon wensen!
Asimov was een meester van het korte verhaal – ik blijf erbij dat de vorm van het korte verhaal erg goed past bij het SF-genre. Precies genoeg ruimte om een idee uit te werken. Dit zie je ook in de wat modernere SF-verhalen in de bundel ‘Upgraded’, in 2014 samengesteld door Neil Clarke. Al deze verhalen gaan op de een of andere manier over cyborgs – mensen die technologie ingebouwd hebben gekregen of daar op een andere manier mee zijn samengegaan. Je zou denken dat het dan wat eentonig zou worden, maar niks is minder waar! Ik vond de kwaliteit van deze bundel juist consistent heel hoog. Andere themabundels bevatten ook tegenvallende verhalen, met maar een paar uitschieters. Hier vond ik bijna elk verhaal verrassend en inspirerend. Cyborgdetectives komen voorbij, zoals in het spannende verhaal ‘The regular’. Er zijn verhalen die zich in de ruimte afspelen en op andere planeten, zoals ‘A cold heart’. Sommige zijn best weird, zoals ‘Fusion’ van Greg Mellor. Ik vond het verhaal van Greg Egan heel bijzonder, waarbij technologie die mensen helpt bepaalde golflengtes waar te nemen onvermoede consequenties heeft. Deze bundel is echt een aanrader voor liefhebbers van SF en cyberpunk.
Als ik moet aangeven welke moderne SF-schrijver mijn eigen verhalen het meest heeft beïnvloed dan is dat Kim Stanley Robinson. Zijn briljante trilogie over Mars (‘Red Mars’, ‘Green Mars’ en ‘Blue Mars’) koppelt speculatie aan rigide wetenschappelijke kennis en schetst een geloofwaardig beeld van de terrasformatie van de rode planeet (compleet met ideologische kampen onder de kolonisten). Mijn boek ‘De Derde Macht’ leunde op zijn beschrijvingen van het Martiaanse landschap. Robinson’s boek ‘2312’ bracht me tot het schrijven van mijn novelle ‘Conquistador’ (het titelverhaal van de bundel met dezelfde naam). Zo inspirerend vond ik zijn idee van uitgeholde asteroïden, elk met een ander landschap aan de binnenkant. Maar het beste boek van hem is naar mijn mening ‘Aurora’. Hij volgt hier de reis van een sterrenschip naar een andere planeet. De hoofdpersoon reist door de verschillende leefgedeeltes van het schip, en ziet daar al sporen van verval – een systeem is immers moeilijk stabiel te houden. Als dan bij aankomst hun reisdoel anders blijkt dan van te voren werd gedacht, staan de kolonisten voor een moeilijke keuze. Freya speelt daarin een doorslaggevende rol. Bijzonder is dat het boek wordt verteld door de computer van het schip, een opgroeiende kunstmatige intelligentie. Hoewel de boodschap van het boek in eerste instantie deprimerend lijkt, zit er ook hoop achter. Want ook het ruimteschip waarin wijzelf op weg zijn door het heelal is een gesloten systeem, waar onze beschaving een grote invloed op heeft. Maar het is een systeem waar wij in thuishoren. En misschien lukt het ons om het verval tot stand te brengen en een nieuw evenwicht te bereiken … Ik werd er in elk geval door geïnspireerd en dat is wat de beste SF-verhalen volgens mij behoren te doen. ‘Aurora’ is dus naar mijn mening een absolute aanrader!