Johan Klein Haneveld- Een voorproefje van *De afvallige ster*

Voorproefje ‘De afvallige ster’

7 december 2018 komt mijn elfde boek uit, ‘De afvallige ster’. Deze SF-roman combineert sciencefictionelementen zoals Dysonbollen, intelligente materie en niet-menselijke wezens met persoonlijke thema’s zoals de gevolgen van pesten en de verwachtingen van ouders.

Politieagent Mogart Silvon komt tijdens een missie een mysterieus symbool tegen. Het is het begin van een spoor, dat hem uiteindelijk leidt tot voor de grote godin Firona. Nu krijgt hij van haar een bijzondere opdracht. Om te achterhalen wat er is gebeurd met haar zoon, reist Mogart naar een andere wereld. Een omgeving waar vreemdsoortige wezens over de velden dwalen, op hol geslagen technologie het leven bedreigt, en de mysterieuze zwarte god het voor het zeggen heeft …
Het boek is te bestellen op de website van uitgeverij Macc (http://www.uitgeverijmacc.nl/product/de-afvallige-ster-johan-klein-haneveld/) en verder overal waar boeken te verkrijgen zijn.
Hieronder vind je alvast een voorproefje van het eerste hoofdstuk.

Hoofdstuk 1. Aan de andere kant van de muur

Ik weet niet wat ik had gedacht dat er zou gebeuren als ik op het dak van een rijdende auto zou springen. In elk geval niet dat ik me even later uit alle macht zou vastklemmen aan de rand van het portier terwijl het voertuig door een stenen muur brak. Ook niet dat ik meters beneden me golfplaten daken en modderige stegen zou zien en de met open mond omhoog kijkende gezichten van de verschoppelingen. Ik had echter altijd een onbesuisde kant gehad.
Mijn ochtend was nog zo gewoon van start gegaan met het dreinen van de wekker, zo schel dat ik het niet kon negeren, gevolgd door de sensatie van de koude linoleum vloer onder mijn voeten. Ik wierp een blik naar buiten tussen de gordijnen door. De straat was nog alleen verlicht door flakkerende lampen. In het oosten kon ik echter al wel een dunne band blauw onderscheiden en ik hoorde gedempt het fluiten van vogels. Ik zocht de woonkamer op om mijn regime van oefeningen af te werken: opdrukken, buikspiertrainingen, dat soort dingen. Ondertussen sprak een stem uit het wandscherm me ernstig toe: ‘Mogart Silvon, je tijd voor de strekoefeningen was 0,5 seconden langer dan het gemiddelde van je collega’s vanochtend. Ik adviseer je beter je best te doen op dit onderdeel.’
‘Ik ben nog niet helemaal wakker,’ antwoordde ik, terwijl ik met mijn handen achter mijn hoofd uit mijn liggende houding overeind kwam. ‘De rest zal op niveau zijn, dat beloof ik. Laat me het vervolg van het programma zien voor vandaag.’
Op het scherm verschenen de kaarten en lijnen. Een groot bouwbedrijf zou een nieuw appartementencomplex neerzetten, speciaal voor de burgers die het afgelopen decennium extra productief waren geweest. Dit betekende dat de geautomatiseerde akkers in het noorden een eind zouden opschuiven, het braakliggende achterland in. In de loop van de dag zou een delegatie uit Delgoi arriveren per raketschip. De grote stad lag bijna een half miljoen kilometer ten noordoosten van ons – met speciale kijkers konden kinderen vroeg in de morgen de omtrek ervan zien in het blauw van de hemel, ingeklemd tussen de vierkante silhouetten van nachtschermen. Van elf uur ’s ochtends tot twee uur ’s middags was dichte bewolking en regen voorzien, zodat de zon weer gewoon kon schijnen op het moment dat het gezelschap in het paleis ontvangen werd. Beelden van het evenement zouden op de avonduitzending getoond worden. Ook kregen de burgers het verzoek verdachte activiteiten direct te melden, aangezien misdadigers en uitgestotenen op dit soort gelegenheden wachtten om hun kwartier te verlaten en de openbare orde te verstoren. ‘Laten we ze niet de kans geven ons af te leiden van onze taak, tot meerdere eer en glorie van de grote Godin, geprezen zij haar naam.’
‘Geprezen zij haar naam.’ Ik wist niet goed waarom ik de woorden van het scherm herhaalde. Waarschijnlijk puur uit gewenning. Op deze manier werd immers de uitzending altijd afgesloten en al op school had ik geleerd hoe ik erop moest reageren, zelfs als er niemand toekeek. Ik wierp een blik op de wand. Als het scherm kon zien hoe vaak ik me opdrukte, kon het ook controleren hoe enthousiast ik me uitte over de Godin. Dus zei ik het nog maar een keer. ‘Geprezen zij Firona.’
Ik stapte onder de douche, waar ik ervoor zorgde dat ik niet meer dan de voorgeschreven hoeveelheid water gebruikte, liet me door warme luchtstralen afdrogen en trok mijn donkerblauwe uniform aan, de laarzen en handschoenen als laatste. Toen ik mijn appartement verliet, was de blauwe strook in de verte al een stuk breder geworden, maar de lucht boven mij was nog ononderbroken donker, bijna zwart. Er was nauwelijks iemand op straat, alleen mensen zoals ik die vroeg op hun werk moesten zijn. Als ze geen auto hadden, liepen ze net als ik met grote passen over het trottoir, hun schouders opgetrokken, hun ogen gericht op de grond voor hen. De enige groet die ze uitwisselden, was een gemompeld ‘Goedendag’. Vooral mij leken ze bewust te ontwijken, waarschijnlijk vanwege mijn kleren, die in één oogopslag duidelijk maakten dat ik bij het politiecorps hoorde, zelfs al brandden de lichten op mijn epauletten nu niet. Ik was eraan gewend. Ikzelf bleef echter vriendelijk knikken en probeerde de mensen aan te kijken. Zo had ik het immers van mijn vader geleerd.
Ik liep de grote winkelstraat in en stapte de koffie- en ontbijtzaak binnen. Mijn vaste stop, elke morgen. Er stond geen rij voor de toonbank. Ik hield mijn hand tegen de gevoelige plaat en mijn bestelling verscheen op het scherm daarboven. Dit keer maar één reep gebakken spek in plaats van twee, had het systeem berekend. En een extra dosis vitaminen in mijn sap. Mijn belofte dat ik mijn trainingsresultaten zou verbeteren, was kennelijk niet verder in het systeem opgenomen. Ik keek opzij naar waar de winkelbediende op een kruk zat, met zijn rug tegen de wand, zijn ogen half gesloten. Hij hoefde voor mij niet in actie te komen. De kosten van mijn maaltijd werden automatisch van mijn rekening afgeschreven. Ik moest drie minuten wachten tot het luik openklapte en mijn bestelling verscheen. In die tijd kwamen er vijf mensen achter mij te staan, in een keurige rij allemaal op dezelfde afstand achter elkaar. Met het broodje in mijn linkerhand en de plastic beker rechts haastte ik me verder. De kunst van het lopend eten en drinken had ik de afgelopen jaren geperfectioneerd.
In de etalages zag ik op elkaar lijkende kleren: antracietgrijze broeken, witte shirts en zwarte jassen. De dames hadden iets meer keuze, maar niet veel. Zelfs de duurste outfits hadden bescheiden kleuren, al waren ze wel totaal anders van model dan de koopjes. Alsof ze er vooral toe dienden groepen mensen van elkaar te scheiden. Boven de winkels rezen flatgebouwen op, steeds uit beton of baksteen opgetrokken, zonder tierelantijntjes. De balkons waren allemaal voorzien van dezelfde witte stoelen, nu nog opgeklapt tegen de zijmuur. In de nog steeds voortdurende schemering, zonder de drukte van slenterende, mompelende mensen, zorgde het voor een naargeestig eentonig uitzicht.
Het werd er niet beter op toen ik op een kruispunt de weg overstak en in het zakendistrict terechtkwam. De enige onderbreking van de uniformiteit was het standbeeld op het plein voor het politiebureau. De grote Godin Firona was uit marmer gehouwen, drie keer zo groot als ik, en stond op een donkere granieten sokkel. Op haar voorhoofd glom een diadeem en witte krullen vielen als een waterval over haar blote schouders. Haar ogen stonden streng boven een haviksneus en haar perfecte lippen waren recht en toonden zelfs niet een spoor van een glimlach. Ze droeg een geplooid gewaad, met een brede gordel om haar middel en poffende mouwen. Met één hand hield ze de zoom van haar rok opgetild, zodat te zien was dat ze met de hak van haar laars op de zilveren bol van de wereld stond. Er zat een rond gat in. Jaren geleden had ik me een keer op mijn knie laten zakken. Door de opening zag ik de omtrek van reusachtige zeeën en oceanen, lichtjes op de plaats van de grootste steden, te veel om te tellen, en de suggestie van kronkelende bergketens. De buitenkant van de bol was echter volledig glad.
Boven aan de trap, voor de glazen deur, keek ik nog een keer achterom. De hemel was nu half zwart, half blauw, en van het ene op het andere moment lichtten de gebouwen aan de overkant van de weg op. Het saaie grijs was plots vervangen door warm geel en spiegelend glas. De grote Godin bevond zich echter nog net in de duisternis, een grauw gat in de levendige, gedetailleerde achtergrond. Een paar seconden later had de schaduw van het nachtscherm ook haar achter zich gelaten en was er niets verontrustends meer aan haar verschijning.