**Schrijver van de maand Augustus 2017: Johan Klein Haneveld***

Een carrière vol dinosauriërs

 

Geschreven door:Johan Klein Haneveld

 

Van het schrijven van mijn eerste boek herinner ik me helaas weinig meer. Maar goed, ik was toen nog maar acht jaar oud. Het was bovendien een non-fictie, getiteld ‘Fosielen en levende fosielen’. Kennelijk had ik eerst de inhoudsopgave opgesteld, met titels als: ‘Zit er  nog een dinosaurus in de Kongo?’ en ‘Is de buidelwolf uitgestorven?, en begon ik pas daarna aan het boek zelf, want dat ging over heel andere zaken. Zoals de ‘evolutieteorie van Chales Dawin’ en dat die fout was – zo had ik het immers in de kerk geleerd. Tegelijk tekende ik echter wel stambomen van het leven en een schema van de evolutie van landplanten. Vervolgens een pagina met schetsen van verschillende dinosaurussen, slangen en hagedissen en een dwarsdoorsnede van een vulkaan.

Op school kregen we regelmatig opstellen te schrijven. De opdracht bestond meestal uit een enkel woord of een zin. Ik weet nog dat ik ervoor koos een verhaal te schrijven op basis van de opdracht ‘Het grote geluk van domme Daan’ – Daan bleek daarin iemand te zijn die bij Loch Ness bivakkeerde om het mythische monster op de gevoelige plaat vast te kunnen leggen. Het schrijven van opstellen beviel me erg goed. Zo goed, dat ik het liefst vaker wilde doen dan een of twee keer per jaar. Toch duurde het even voor het kwartje viel dat ik ook thuis gewoon verhalen kon schrijven. Toen ik elf was zette ik mijn verhaal ‘De mosasaurus’ op papier. Hierin slaat in het Krijttijdperk een bliksem in zee in, waardoor een mosasaurus wordt verplaatst naar onze tijd en terecht komt in openluchtzwembad De Hoorn in Alphen aan den Rijn. Mijn tweede verhaal? Dat was ‘De Nessiteras rhobopteryx’ – over, jawel: het monster van Loch Ness.

Iets anders waar ik dat jaar mee begon was het zelf verzinnen van landen. In de KIJK (een tijdschrift dat ik toen elke maand las, samen met Grasduinen en Natuur en Techniek) las ik over geofictie – een hobby waarbij liefhebbers hun eigen landen bedenken, compleet met kaarten, geschiedenis, vlaggen, munten en ga zo maar door. Ik had uiteindelijke meerdere landen verzonnen, waaronder Kartaalmonland. Mijn door mijn enthousiasme aangestoken klasgenoten tekenden kaarten van hun eigen landen, maar ze waren niet zo enthousiast als ik. Ik schreef namelijk een hele geschiedenis van mijn land, vanaf de Middeleeuwen, compleet met troonopvolgingen en oorlogen, vanaf de eerste koning Kart, tot de invasies van het buurland Bolland. En ik beschreef uitvoerig de planten en dieren die in Kartaalmonland voorkwamen. Zo leefde in de bergen het zelden geobserveerde ‘Kartaalse monster’ – een wezen dat op mijn tekeningen wel erg veel weg had van een dinosaurus.

Toen ik op de middelbare school zat, stelde een vriendje voor om samen een boek te gaan schrijven. We zouden om de beurt een pagina schrijven. Ik had daar wel oren naar. Maar na twee pagina’s hield hij het voor gezien. Ikzelf had echter het verhaal al in mijn hoofd zitten, en schreef vrolijk door. Tegen die tijd had ik een typecursus gevolgd, wat het veel makkelijker maakte. De hoofdpersonen John en Cliff beleefden avonturen met op afstand bestuurde haaien, varanen en goudsmokkelaars. Een paar jaar later besloot ik opnieuw te beginnen. John werd Joost, een Japanse vrouw werd aan het gezelschap toegevoegd, en in hun eerste avontuur strotten ze neer op een eiland dat werd bevolkt door dinosauriërs en andere prehistorische wezens. De titel? ‘Het eiland der pterodactylen’. Er volgden in de serie twee boeken over haaien, een over olifanten, een over krokodillen en een over reuzenbidsprinkhanen uit de toekomst.

Er begint voor de aandachtige lezer waarschijnlijk een patroon te ontstaan. Ja, natuurlijk heb ik altijd het verlangen gehouden om een boek te schrijven over dinosauriërs. Ik ben namelijk nog altijd door ze gefascineerd, blijf op de hoogte van de nieuwste opgravingen en ontdekkingen, en ga erg graag naar natuurhistorische museums. Een origineel verhaal schrijven over dinosauriërs is echter nog niet zo makkelijk. Tijdreizen? Dat hebben zoveel schrijvers al gedaan. Andere planeten? Dat de evolutie daar gelijke paden had gevolgd als bij ons leek me onwaarschijnlijk. Klonen? Michael Crichton en Steven Spielberg hadden het gras al voor mijn voeten weggemaaid. Behalve een fanfictieverhaal waarbij Indiana Jones terechtkwam op de verloren wereld uit de boeken van Arthur Conan Doyle, maar waar de dieren lijken op die uit de Jurassic Park-film, richtte ik me daarom op andere onderwerpen. Gelukkig had en heb ik een brede interesse. ‘Neptunus’, dat ik begon te schrijven in 1998 toen ik 22 was, speelt zich af in een bij die planeet gestrand ruimteschip, waarbij er sprake lijkt te zijn van sabotage. In ‘Het wrak’ krijgen duikers te maken met een Queensland reuzenzeebaars. ‘De derde macht’ is gesitueerd op Mars, waarbij de terraformatie al een eindje op weg is: in de Marinerisvallei leven wolven. Uiteindelijk wist ik zelfs mijn zelf verzonnen Kartaalmonland in een boek te verwerken. ‘De Krakenvorst, boek 1: Keruga’ speelt zich voor een groot deel af in Kartaalmon, en de door mij zo vroeg al opgetekende geschiedenis, compleet met koning Kart en het agressieve buurland maken er deel van uit. Voor het Kartaalse monster had ik geen plek in het verhaal, maar wel voor een zeewezen met tentakels – en zeedieren spreken gelukkig ook tot mijn verbeelding.

Het bleef echter kriebelen. Toen ik las over wetenschappers die met behulp van genetische modificatie kippen wilden kweken met de eigenschappen van dinosauriërs, sloeg de vonk over. Ik begon met een kort verhaal over een man die wordt achtervolgd door een groep ‘raptors’. Hij ontsnapt aan ze door tegen een kilometers hoge wand op te klimmen. Wat blijkt? Hij bevindt zich aan de binnenkant van een uitgeholde asteroïde, en behalve de door mensen teruggefokte dino’s is er niets in leven gebleven … Dat bleek nog maar het begin, want waarom wilde die man zo’n holle asteroïde binnendringen? Wat hoopte hij er te vinden? Het groeide uit tot mijn novelle ‘Conquistador’, het titelverhaal van mijn eerste verhalenbundel. Een bundel die erg goede recensies heeft gekregen, waaronder vergelijkingen met schrijvers als Arthur C. Clarke en Isaac Asimov. Wat mij echter het meest bevredigt is dat ik een boek heb geschreven waarin dinosauriërs voorkomen. Er is in de bundel zelfs nog tweede een verhaal dat hint naar teruggebrachte oerwezens … Heb je hem nog niet gelezen? Je kunt hem bestellen bij Godijn Publishing, of bij Bol natuurlijk.

Dinosauriërs zullen helaas nog even ontbreken in mijn volgende boeken. Eerst verschijnt op 16 december ‘De Krakenvorst, boek 2: Kartaalmon’, het slot van mijn tweeluik, waarbij de toekomst van Kartaalmon op het spel staat en hoofdpersonen Tarid, Alecia en Frelik tot het uiterste beproefd zullen worden. Dan komt volgend jaar mei mijn tweede bundel uit bij het Boek10-project. Ik heb deze zomer een SF-roman geschreven die nu bij mijn uitgever ligt en ga dit jaar beginnen aan een Young Adult-trilogie (ook weer science fiction). Maar ondertussen blijven uitgestorven dieren mijn verbeelding prikkelen. En ooit, ooit, komen ze terug in mijn verhalen …

PS: Doe je ook mee met de prijsvraag? Deze vind je hier onder de win acties en op facebook.

Plaats een reactie